6) Ze blijven op een plek wonen en niet iedereen is meer boer.  Bijv. mandenmaker of smid.

7)  1. Ze blijven op een plek wonen.

     2. Niet iedereen is meer boer.

     3. Ze verbouwen zelf hun eten.

8)  De boeren graven vanaf de rivier kanaaltjes en slootjes naar de akkers. Zo zorgen ze dat de akkers kunstmatig met water bevloeid worden. Deze vorm van landbouw wordt irrigatielandbouw genoemd.
9)  de voedselproductie stijgt maar dat vraagt veel samenwerking van de boeren, daardoor worden de dorpen groter en vinden veel mensen een ander middel van bestaan.
10) 1. maatschappij waarin de landbouw het belangrijkste middel van bestaan is
      2. Maar  waar steden een belangrijke functie hebben.
11) Mensen moesten een manier verzinnen om hun grote voedselproductie bij te houden.